VINU maakt gebruik van cookies om de bezoekers van onze website de best mogelijke ervaring te bieden en voor het analyseren van bezoekersgedrag waarmee we onze website kunnen verbeteren.

De komende jaren vinden meerdere, forse transities plaats in het landelijk gebied. Het aanstaande transitieproces in het landelijk gebied heeft volop consequenties voor gemeenten. Kennisdeling binnen gebiedsprocessen, tussen gebiedsprocessen en tussen gemeenten onderling behoeft aandacht. Zo kunnen gemeenten de komende jaren van en met elkaar leren. Om dat in goede banen te leiden, werken Platform31 en VINU aan een programma voor kennisontwikkeling en -deling. Dit artikel geeft een voorzet hoe gemeenten te werk zouden kunnen gaan.

Een maand geleden vonden de verkiezingen voor de Provinciale Staten plaats. De BoerBurgerBeweging (BBB) is daarbij in alle twaalf provincies de grootste geworden. Inmiddels zijn overal verkenners aan de slag gegaan en de eerste tekenen wijzen erop dat de BBB de verkiezingswinst kan omzetten naar bestuursmacht. De coalitieprogramma’s waar de komende weken en maanden aan wordt gewerkt zullen ook van grote relevantie zijn voor gemeenten, zeker als het gaat om het landelijk gebied. Er gaan de komende jaren meerdere forse transities plaatsvinden in het landelijk gebied. Provincies leveren uiterlijk 1 juli 2023 de eerste versie van hun gebiedsprogramma’s op, met daarin de contouren van hun aanpak. Het aanstaande transitieproces in het landelijk gebied heeft ook volop consequenties voor gemeenten, maar tegelijkertijd zijn de opgaven zo complex en veelomvattend dat veel gemeenten nauwelijks weten waar te beginnen.

De opgaven zijn complex en veelomvattend

Het Nationaal Programma Landelijk Gebied heeft drie doelen: het versterken van de natuur (onder andere door stikstofemissies terug te dringen), het verbeteren van de waterkwaliteit en -kwantiteit en het nemen van klimaatmaatregelen in de vorm van het terugdringen van emissies (CO₂, methaan) en bevorderen van CO₂-opslag. Alleen die doelen al zijn zeer ambitieus en vragen ingrijpende maatregelen. Naast het NPLG zal ook de energietransitie impact hebben op het landschap. De provincies starten daartoe gebiedsprocessen op. Vooral de landbouwsector als belangrijkste ‘gebruiker’ van het buitengebied zal een forse transformatie ondergaan. Dat alles heeft uiteraard veel impact op gemeenten: op de ruimte(lijke kwaliteit), veiligheid en sociale samenhang.

De rol van de gemeente in gebiedsprocessen

Waar als gemeente te beginnen met zulke enorme opgaven? Veel gemeenten worden nu al overspoeld met werk: discussies over zonneparken, ondermijning, aanvragen voor aanpassingen van bestemmingsplannen et cetera. De gemeentelijke visies op het buitengebied zijn veelal achterhaald door de laatste ontwikkelingen, niemand weet precies hoe de wereld eruit ziet na de transitie en wat dat vraagt van gemeenten. Ondertussen dendert de trein van de (provinciale) gebiedsprocessen door en krijgen gemeenten weinig tijd om hun inzet te bepalen. Niettemin zijn er ook gemeenten die al interessante stappen hebben gezet, zie de twee voorbeelden in de kaders.

De eerste vraag die gemeenten zichzelf moeten stellen is welke rol en positie zij willen aannemen ten aanzien van de gebiedsprocessen. Provincies en Waterschappen hebben duidelijk vastgelegde wettelijke taken als het gaat om de uitvoering van het NPLG. De rol van gemeenten is diffuser, want veel meer gebaseerd op algemene verantwoordelijkheden (ruimtelijke ordening, leefbaarheid) dan op specifieke bevoegdheden in relatie tot NPLG-doelstellingen (zoals Waterschappen bijvoorbeeld verantwoordelijkheid dragen voor waterkwaliteit en provincies voor de uitvoering van het natuurbeleid). Dat betekent dat voor de gemeente meer keuzevrijheid is in rolopvatting, maar ook dat zij hun plek aan tafel meer moeten ‘veroveren’ als ze daarvoor kiezen. Dat kan gaan om praktische overwegingen:

De invulling van de gemeentelijke rol gaat uiteraard gepaard met capaciteit. Om aan te sluiten op de laatste bullet uit het voorgaande lijstje: het is goed om te prioriteren. Wat wil de gemeente zeker doen of ‘binnenhalen’, is daar voldoende kennis en capaciteit voor beschikbaar en hoe zorgt men ook intern dat verschillende domeinen tot samenwerking komen. En vervolgens: wat zou de gemeente nog meer willen doen, maar waarvoor de benodigde kennis en capaciteit ontbreekt. Gemeenten doen er dus goed aan om voldoende kennis en capaciteit te organiseren (en/of daarvoor financiële ruimte te claimen bij Rijk en provincie) om zo hun (gekozen) rol adequaat te kunnen vervullen.

Peel en Maas investeert in gebiedsprocessen

De gemeente Peel en Maas neemt zowel ambtelijk als bestuurlijk een actieve rol in de door de Provincie Limburg gevormde gebiedstafel voor het Provinciale gebiedsprogramma. Insteek van deelname aan deze gebiedstafel is enerzijds om inzicht te krijgen in de mogelijke lokale impact van de opgaven en beoogde generieke en gebiedsspecifieke maatregelen. Dit inzicht wordt naast de lokale opgaven en ambities van het landelijk gebied gelegd om het vitaal en leefbaar te houden. Daarbij wordt ‘door de oogharen’ naar de mogelijke sociaal-maatschappelijke effecten gekeken, zoals: behoud van economische dragers, leegstand, verloedering en sociale verbindingen. Anderzijds wordt de gebiedsspecifieke kennis en ervaring van de gemeente naar de tafel gebracht als input voor beoogde maatregelen. Daarbij wordt een constructieve en positieve houding aangenomen waarbij er voor gewaakt wordt dat de regierol, welke bij de provincie ligt, niet onbewust wordt overgenomen. Binnen het samenwerkingsverband van grote plattelandsgemeenten P10 (p-10.nl) wordt tevens veelvuldig kennis en ervaring gedeeld om de eigen rol in deze gebiedsprocessen beter te kunnen vervullen.

Martijn Vervaet, gemeente Peel en Maas

Hoe kunnen gemeenten aan de slag?

Zoals gezegd zijn de opgaven groot en complex. In de brij aan werk die voorligt, helpt het om focus aan te brengen in welke zaken op te pakken. Bijvoorbeeld door te focussen op de volgende drie kerntaken:

  1. Ruimtelijke ordening: naar verwachting is er de komende jaren enige flexibiliteit nodig in bestemmingsplannen in het buitengebied. Denk aan energieopwekking en denk aan boeren die deels overstappen op een andere bedrijfsvoering (schuren i.p.v. stallen, een boerencamping, mestvergisters). Gemeenten kunnen daarop anticiperen door duidelijke kaders over welke ontwikkelingen, waar en onder welke condities kunnen.
  2. Sociale samenhang: onderdeel van de provinciale gebiedsprogramma’s is een toets ‘sociaaleconomische impact’, ingestoken vanuit het brede welvaartsprincipe. Gemeenten doen er goed aan om actief bij te dragen aan de uitvoering van deze toets en te bezien wat de resultaten voor hen betekenen (welke ontwikkelingen zouden gemeenten moeten versterken of juist tegengaan)?
  3. Handhaving: Een transitie brengt onzekerheid en onduidelijkheid met zich mee. Dat kan betekenen dat er meer aandacht nodig is voor ongewenste en/of illegale activiteiten in het buitengebied. Dat kan variëren van een stoppende boer die zijn schuur – tegen de regels van het bestemmingsplan – nog enkele jaren als caravanstalling verhuurt tot aan drugscriminaliteit. Gemeenten doen er verstandig aan hun handhavingskracht op orde te brengen.
Hoe gaat de gemeente Berkelland om met vrijkomende agrarische bebouwing (vab)?

De gemeente Berkelland zag al een aantal jaren dat het aantal vab’s toenam. Om hier meer zicht in te krijgen, is er kwantitatief en kwalitatief onderzoek gedaan naar het aantal vrijkomende agrarische erven. Van de 861 erven werd ingeschat dat er nog slechts ongeveer 375 actief in bedrijf zijn. De verwachting is dat er in 2032 maar liefst 432.500 m² aan agrarische bebouwing in de gemeente Berkelland vrij zal staan. Daarop is er een plan van aanpak vab’s opgesteld met meerdere soorten instrumenten, waaronder rood voor rood, de sloopbonusregeling, asbestsubsidie, de subsidieregeling ‘groen voor rood’, erfcoaches en sloopvouchers. Via deze variëteit aan instrumenten, subsidies en regelingen, wordt gehoopt dat de erfeigenaren die regeling uitzoeken die het beste bij hen past zodat op termijn het aantal m² vab’s flink zal afnemen.

Heleen Huiskamp, gemeente Berkelland

Het belang van samen leren en ontwikkelen in het landelijk gebied

De transitie van het landelijk gebied is een leerproces. Het NPLG is dan ook gestoeld op de gedachte dat álle betrokkenen nog ervaring op moeten doen in een nieuwe manier van werken. Zeker ook voor gemeenten is nog lang niet uitgekristalliseerd voor welke taken en opgaven zij staan, welke aanpakken werken, welke dilemma’s er op ze afkomen et cetera. De opgaven voor het landelijk gebied zijn groot, zo groot dat gemeenten nauwelijks weten waar te beginnen. Desondanks moeten en kunnen gemeenten wel degelijk praktisch aan de slag, zowel met een aantal inhoudelijke taken als met het bepalen van hun rol en inzet in gebiedsprocessen. Kennisdeling binnen gebiedsprocessen, tussen gebiedsprocessen en tussen gemeenten onderling behoeft aandacht. Zo kunnen gemeenten de komende jaren van en met elkaar leren. Om dat in goede banen te leiden, werken Platform31 en VINU aan een programma voor kennisontwikkeling en -deling.

Klik hier om de externe publicatie op Platform31 te lezen.

071 364 8968
Verstuur bericht
Verstuur bericht