Provincie stelt samen met partners middelen beschikbaar voor gebiedsproces bodemdaling
De bodem daalt op verschillende plekken in Flevoland. Daardoor komt het grondwater dichterbij het maaiveld. Dat zorgt voor wateroverlast en natte percelen met als gevolg schade aan de landbouw. Klimaatverandering, met de toename van intensievere buien en langere perioden van droogte, versterken dit. Het vraagt om actie én om samenwerking.
De partners in het gebied hebben geld vrijgemaakt voor het gebiedsproces bodemdaling. Samen met betrokken partners werken Bart en Janthe aan praktische oplossingen voor de toekomstbestendigheid van het landelijk gebied in Flevoland.
Wat ging eraan vooraf?
In 2021 tekenden Provincie Flevoland, LTO Noord, de gemeenten Noordoostpolder en Zeewolde, Waterschap Zuiderzeeland en het Rijksvastgoedbedrijf een intentieverklaring om samen bodemdaling tegen te gaan. Bart Gerrits is sinds begin 2024 als procesregisseur betrokken. Hij hielp bij de totstandkoming van een gedragen onderzoeksplan voor pilots in bodemdalingsgebieden. Snelle actie is belangrijk: De effecten van bodemdaling zijn nu al merkbaar in een aantal gebieden.[1] Afgelopen jaren is er intensief gesproken met agrariërs. Dankzij deze keukentafelgesprekken en betrokkenheid van alle partijen ligt er nu een gedragen onderzoeksplan.
Het onderzoeksplan is gericht op het verzamelen van praktijkervaringen en het verkennen van kansrijke maatregelen hoe met de optredende bodemdaling om te gaan. Eén van de maatregelen om te onderzoeken in de pilots, is het korte en lange termijneffect van het verlagen van oppervlaktewaterpeil op de grondwaterstanden in de bodemdalingsgebieden. Dit is geen voor de hand liggende maatregel, omdat in de meeste veenweidegebieden in Nederland het peil juist wordt verhoogd. De situatie in Flevoland is anders dan in de veenweidegebieden in bijvoorbeeld het Groene Hart. De bodemdaling wordt vooral veroorzaakt door dieper liggende veenlagen. Daarnaast wordt de bodem gebruikt voor akkerbouw met een relatief hoge grondprijs, in plaats van melkveehouderij in het Groene Hart. De zoektocht naar oplossingen ziet er anders uit. Echt pionieren dus.
Wat gaan we doen?
De pilots richten zich op het verbeteren van de waterhuishouding op korte termijn. Maar we kijken ook vooruit door data te verzamelen over bodemdaling, bodemopbouw en waterhuishouding. Deze data wordt aangevuld met lokale kennis van agrariërs. Met data én lokale kennis schetsen we scenario’s over wat er gebeurt als we niets doen en onderzoeken we hoe de grond geschikt blijft voor landbouw in de toekomst. Op die manier koppelen we praktische kennis uit het gebied aan het beleid van de toekomst.
De komende drie jaar verzamelen we inzicht in welke gebieden het hardst worden getroffen, welke effecten bodemdaling heeft op landbouw en waterbeheer, en welke maatregelen kansrijk zijn om de gevolgen van bodemdaling zo goed mogelijk het hoofd te bieden. Daarbij worden ook de neveneffecten en kosten in beeld gebracht zoals verzilting, waterkwaliteit en effecten voor de bodemstructuur en de ruimtelijke impact daarvan.
Samen bouwen aan perspectief Door deze pilots leren de gebiedspartners meer over bodemdaling in Flevoland. Zo bouwen ze samen met agrariërs en beleidsmakers aan handelingsperspectieven. Wat werkt waar, en waarom? VINU helpt de partijen om het proces te structureren en de lessen uit de praktijk te verbinden met beleid. De eerste resultaten uit de pilots komen in 2029. Wil je op de hoogte blijven? Bart vertelt je graag meer.
[1] Twee gebieden in Zuidelijk Flevoland (Zuidwestelijk deel van de gemeente Zeewolde en een gebied op de grens van Almere en Zeewolde) en een gebied in de Noordoostpolder (Noordwest Schokland).