VINU-ers Harold Lek en Esther Matthijsen in gesprek met Eric Mink, afdelingshoofd innovatie bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW).
Wat houdt jouw werk in als afdelingshoofd innovatie bij zo’n groot departement als IenW?
“Ik vind het vooral onze taak om innovatieve ideeën mogelijk te maken en beter te faciliteren en dan specifiek voor een deel van het ministerie, namelijk de mobiliteitskant. Ik zie drie grote opgaven voor ons innovatief vermogen bij het ministerie: we werken nog te sectoraal en verkokerd; we hebben veel data waar we veel meer mee kunnen doen; en we moeten meer in kansen en minder in risico’s denken.”
Laten we met die verkokering beginnen. Overheden op alle niveaus werken steeds meer met het concept brede welvaart, is dat een goede eerste stap?
“Dat helpt zeker om integraler te kijken. Maar dan moet je wel weten wat het concept inhoudt en het concreet maken. Samen met TNO hebben we daarom 42 indicatoren geïdentificeerd waarmee je de brede welvaarts-impact van mobiliteit zou kunnen meten. Less-is-more natuurlijk, maar je moet ergens beginnen. En als je vervolgens cijfers hebt, dan weet je als overheid beter aan welke knoppen je moet draaien om je beleidsdoelen te halen rond veiligheid, gezondheid, leefomgeving, verdelingseffecten en bereikbaarheid.”
Dat is één aspect. Maar wat zijn de grote integrale opgaven voor het departement?
“Brede welvaart is een niet te onderschatten opgave, misschien wel de grootste. Want door breder te kijken lijkt het op het eerste gezicht complexer, maar in tweede instantie wordt het beleid er misschien wel beter of haalbaarder door. Aan grote opgaven die sterk samenhangen met brede welvaart is overigens geen gebrek hoor. We moeten de systemen van energie en mobiliteit naar elkaar toe laten groeien, als we willen dat de duurzame transitie slaagt. Een mindset die verschuift van als sector consumeren naar ook meer produceren van energie. Denk aan slim bi-directioneel laden. Dat vraagt om een gezamenlijke missie met bedrijfsleven en andere departementen op onderwerpen als batterijen, slimme systemen en de energie-infrastructuur die mobiliteit weer nodig heeft. We proberen nu al de onderhoudsopgave voor infrastructuur zo goed mogelijk samen op te pakken met de energieopgave. Maar dat is best lastig met verschillende expertises, schotten tussen budgetten en sowieso de onzekerheid over de technische innovaties die we over een paar jaar nodig hebben.”
Zo’n systeemtransitie vraagt om het kennen en delen van goede informatie. Hoe zijn jullie aan de slag met digitalisering en Artificial Intelligence om zo’n opgave te laten slagen?
“Ja data is onmisbaar natuurlijk! We hebben veel data beschikbaar, maar die is nog lang niet altijd op orde, dat is eigenlijk stap één. Vervolgens moet je die data goed ontsluiten. Dat proberen we centraal te doen voor het departement. Op die manier kun je bij nieuw beleid meer vanuit feiten redeneren. Je kunt bijvoorbeeld verkeersdata koppelen aan data over brede welvaart, zoals veiligheid of de gezondheidsimpact. Op die manier kun je beter onderbouwde keuzes maken. Nu maken we daar zelf handmatig rapportages en dashboards voor. Maar het zou enorm schelen als we AI in kunnen zetten om die dashboards automatisch te genereren. We zien nu natuurlijk dat de ontwikkelingen rond AI heel snel gaan, en ook wel dat we dat bij de overheid spannend vinden. Je wil de menselijke maat niet uit het oog verliezen, maar wél de computerkracht inzetten om onze grote problemen op te lossen. Alleen door mee te doen, begrijp je wat de mogelijkheden en risico’s zijn. Zo dendert die tech-trein door. We denken ook al na over de impact van quantum, bijvoorbeeld voor de beveiliging van de digitale systemen die onze infrastructuur bestuurt. Maar ook om weer hele nieuwe causale verbanden te leggen en ons nog weer een stap verder te helpen.”
Die technologische ontwikkelingen zijn grenzeloos. Maar eigenlijk is innovatie dat ook toch? Je kunt als overheid niet zo makkelijk zeggen: dit wel, dit niet
“Klopt! We hebben zelf ook echt niet de illusie van een overheid die alles voorschrijft. We zien onszelf als onderdeel van een ecosysteem. In dat ecosysteem zitten techbedrijven, inwoners, vervoerders, kennisinstellingen, andere overheden enzovoorts. Dat is wel lastig, met zo veel partijen aan tafel en niemand die echt duidelijk de baas is. Maar dat maakt ook dat we veel meer denkkracht aan tafel hebben en zo hopelijk samen veel verder kunnen komen. Het is op dit moment voor het menselijk brein nog te complex om meerdimensionaal te denken en te werken, maar de opgaven maken het nodig. En vereisen naar mijn mening integrale data. Datamodellen kunnen daarbij helpen. Maar we moeten ook met oog houden voor de tekortkomingen ervan. En soms vereist dat dan ook regelgeving. We moeten durven veranderen, want innovatie heeft inderdaad geen grenzen. Een belangrijk motto voor onze afdeling is dan ook dat er altijd een beetje buiten de lijntjes gekleurd moet kunnen worden.”